Gibberellines, een kritische analyse
Rond vruchtzetting, al dan niet met giberellines, heeft de Dienst Ontwikkeling van de Vlaamse Gemeenschap heel wat proeven verricht. Eén van de proefpercelen ligt in de aanplanting van de Tuinbouwschool. In april stelt Annie Demeyere met haar team deze resultaten voor. Het volledige programma van deze studieavond wordt in het volgend nummer van Fruitteelt-nieuws gepubliceerd.
Gibberellines worden nog al eens in vraag gesteld vooral naar hun negatief effect op de bloembotvorming? Naar aanleiding van deze vergadering maakte Geert Haesevoets, bestuurslid Studiekring Guvelingen en technisch raadgever bij Fyto Hermoo een kritische analyse van deze groeiregulatoren.
In pitfruit is bloembotvorming het proces waarbij meristemen -op scheuten en brindillen- bloembotten vormen. Uit verschillende proeven blijkt dat de bloembotvorming vroeg in het seizoen gebeurt. Normaal gezien 5 –10 weken na volle bloei. Deze bloembotvorming wordt gecontroleerd door een complex van allerlei fysiologische processen. Zowel externe factoren zoals temperatuur, licht, water en voeding.., als interne factoren zoals koolhydraten en hormonen. Het spuiten van groeiregulatoren hebben ook een belangrijke rol in dit proces. Gibberellinen blijken hier een zeer belangrijke rol in te spelen.
Gibberellinen worden in het pitfruit toegepast voor vruchtzetting, verbetering vruchtmaat en om vruchtverruwing te reduceren. Maar er kan een niet gewenst effect optreden na de toepassing van gibberellinen zeker bij GA7 en GA3. Deze 2 gibberelinnen benadelen de bloembotvorming. Dit effect lijkt een sterke relatie te hebben met de beurtjaargevoeligheid, wat gepaard gaat met een jaar met een zware dracht en een jaar met bijna geen productie. Het is geweten dat zaden een grote bron zijn van de gibberellinen, deze gibberellinen worden naar de scheuten getransporteerd waardat ze de bloembotvorming hinderen.
Fig 1. schema van synthese en transport gibberellinen
1. Biologische verschillen tussen GA3, GA4 en GA7
Om een idee te vormen van de verschillen tussen GA3, GA4 en GA7, moeten we kijken naar de planteigen gibberellinen van verschillende rassen. Dit verschil in verhouding van de verschillende gibberllinen tussen beurtjaargevoelige en niet-beurtjargevoelige rassen kan ons een goed idee geven van de invloed van de verschillende GA’s op de bloembotvorming.
Michael Stephan heeft de inwendige gibberellinen van Elstar ,Golden Delicious en Jonica geanalyseerd om zo een idee te krijgen van de verschillende GA’s en hun invloed op de bloembot.
Cultivars oogst (WAFB) GA 3 GA 4 GA 7
Elstar 4 0.7 0.1 -
Golden Delicious 5 2.8 21.3 0.8
Jonica 6 2.7 33.3 Niet gedet.
Jonica 7 2.8 20.1 Niet gedet.
Tabel1: analyse inwendige gibberellinen GA3, GA 4 en GA7 verschillende appelrassen.
Bron: Michael Stephan
We zien een groot verschil in de gibberellinen verhouding tussen de niet of licht beurtjaargevoelige rassen: Golden en Jonica en het beurtjaargevoelige ras Elstar.
GA’s kwamen het meest voor in Golden en Jonica: GA 4 in 20-30 nanogram en GA3 in 2.7 nanogram. Rassen met een belangrijk aandeel GA4, zijn niet of weinig beurtjaargevoelig. Hiermee kunnen we de stelling ondersteunen dat een bespuiting met GA4 zelfs de bloembotvorming kan verbeteren.
Deze resultaten ondersteunen de hypothese dat de bloembotvorming voor een groot stuk wordt gecontroleerd door planteigen GA’s, waarbij GA3 een negatief effect heeft op de bloembotvorming en GA4 een positief effect. GA7 speelt blijkbaar een minder belangrijke rol in dit verhaal. Ondanks dat ethyleen, auxines en cytokinines een belangrijke rol in het verhaal van de bloembotvorming, mogen we stellen dat de GA’s een actieve rol in de bloembotvorming: GA3 and GA7 spelen een negatieve rol, GA4 speelt een positieve rol.
2. GA4/7 producten
Wij zijn telers geen wetenschappers! Dus wat kunnen we doen met deze info en hoe kunnen we dit gebruiken in onze teeltwijze?
GA4/7 producten worden geproduceerd door de fermentatie van de schimmel Gibberella fujikorai. Het scheiden van GA4 en GA7 is een zeer duur proces en is praktisch onmogelijk. Dit betekent dat de stam van de schimmel zeer belangrijk is en de ratio tussen GA4 en GA7 bepaald. Fine agrochemical’s stam van Gibberella fujikora dewelke ze gebruiken in de PERLAN en NOVAGIB geeft de hoogste verhouding van GA4 tov. GA7 nl. 90 % GA4 en 10 % GA7 tov. de andere gibberelline producten met de respectievelijke verhouding van 65 en 35%. Dit betekent dat de PERLAN en NOVAGIB de meest pure concentratie heeft van GA4. Bij het gebruik van deze middelen zullen er dan ook geen significant negatieve gevolgen zijn voor de bloembotvorming van volgend jaar.
3. Besluit
Sommige gibberellinen hebben inderdaad een negatief effect op de bloembotvorming. Een goede bloembotvorming voor het volgende seizoen legt de basis voor een rendabele teelt. Alle gibberellinen en gibberelline-producten over dezelfde kam scheren is verkeerd. Een doordacht gebruik en de juiste keuze van gibberellinen zorgen immers voor een continue productie van goede kwaliteit.
Geert Haesevoets
Studiekring Guvelingen
Bronnen:
Looney, N.E., R.P. Pharis & M. Noma, 1985.
Promotion of flowering with gibberellin A4 and C-3-epi-gibberellin A4.
Planta 165: 292-294
Michael Stefhan, Fritz Bangerth & Gernot Schneider
Quantification of endogeneous gibberellins in exudates from fruits of Malus domestica.
Plant growth regulation 28: 55-58, 1999
Gibberellines, een kritische analyse
Woensdag 29 maart 2006 om 13u45, door Eddy Leclere
Reacties
Je kan de eerste worden die een boodschap in ons gastenboek achterlaat...