Zomersnoei bij rode en witte bes
Zomersnoei wordt sedert lang, vooral bij Jonkheer van Tets, toegepast. Rond de maand mei tot begin juni en vanaf het ogenblik dat de zijtwijgen de gewenste lengte van ongeveer 15 cm hebben bereikt, worden de toppen uitgebroken, zodat slechts stompen met vijf à zes bladeren overblijven. Dit uitbreken kan met de blote hand of de snoeischaar gebeuren. Deze werkwijze wordt in het vakjargon ook “nijpen” genoemd. De bessen rijpen daardoor sneller en gelijkmatiger. Het dichtgroeien van de haag en de lengte van de jonge scheuten wordt beperkt, waardoor de aanleg van bloemknoppen voor volgend jaar wordt gestimuleerd. Te lange zijscheuten maken immers weinig bloemknoppen aan. De bessen zijn ook gemakkelijker te plukken en het hout binnenin de haag wordt beter belicht. De groei concentreert zich meer op het bruikbare hout voor volgend jaar en de wintersnoei vraagt veel minder tijd. Deze zomersnoei moet u liefst in meerdere beurten uitvoeren (telkens op de langste scheuten en bij hergroei opnieuw nijpen) en het meest toepassen op de variëteiten die in de winter kort of vrij kort gesnoeid worden.
Bij de rassen die lang tot zeer lang gesnoeid worden zoals b.v. Rovada, Rosetta, wordt deze manier van zomersnoei minder ingrijpend toegepast. Bij deze rassen hebben de jonge scheuten na het snoeien een lengte van 30 à 40 cm.
Versnelling van de rijping is bij latere rassen niet gewenst en kort snoeien in de zomer maakt lange snoei in de winter onmogelijk.
Zwarte bes en stekelbes
Het nijpen of intoppen van de jonge scheuten bij rode en witte bes wordt bij zwarte en stekelbes niet toegepast. Deze geven de beste kwaliteit op stevig ontwikkelde éénjarige twijgen. Nijpen zou hier ernstig productieverlies opleveren en de twijgen zouden zich gaan vertakken, wat niet wenselijk is.
Wel kan men reeds in de zomer overtollige en andere niet bruikbare twijgen wegnemen. Ook kan men bij de oogst de twijgen waaraan de vruchten hangen, terugsnoeien tot op een stevige vervangtwijg. Dit heeft een betere belichting en een sterkere bloembotvorming tot gevolg. In de beroepsteelt wordt deze werkwijze, vaak omwille van tijdsgebrek, niet toegepast.
Bramen en frambozen
Bij bramen ontwikkelen zich in het voorjaar stevige scheuten uit de basis van de overjarige takken en soms uit wortelknoppen op enige afstand van de wortelhals. Deze scheuten verhouten in de loop van de zomer, dragen het volgend jaar vruchten en sterven nadien af. In het begin echter zijn deze scheuten zeer broos en breekbaar (te vergelijken met de rabarbersteel). Wacht daarom tot de scheuten een lengte van minimum 1 meter hebben bereikt alvorens deze gezamenlijk of individueel aan te binden. Een uitgebroken scheut is immers definitief verloren voor de productie.
Bij frambozen gaan we in de zomer het teveel aan wortelopslagscheuten uitdunnen. Enkel stevig ontwikkelde en gezonde scheuten worden aangehouden. Bij zomerframbozen worden die uitgedund tot een 8 à 10-tal per lopende meter, bij herfstframbozen worden 12 à 14 scheuten per meter aangehouden.
Willy CLAESEN,