Het belang van een gemengde haag in de strijd tegen de perenbladvlo.
De perenbladvlo en zijn predatoren
Sedert meer dan 25 jaar vormt de perenbladvlo een probleem in onze perenteelt. Met chemische middelen deze plaag bestrijden lukt niet altijd. Om een beter resultaat te bekomen kan men de bestaande bestrijdingsmogelijkheden combineren. Van natuurlijke vijanden kan men veel hulp krijgen als men ze te vriend houdt en gaat verwennen. Talrijke nuttigen zijn in onze boomgaard aan te treffen, zoals o.m. lieveheersbeestjes, gaasvliegen, sluipwespen, galmuggen, roofkevers, roofmijten, spinnen, roofwantsen, oorwormen, vogels, e.a. De roofwantsen en de oorwormen zijn wel de belangrijkste in de aanpak van de perenbladvlo. De roofwants Anthocoris nemoralis heeft het vooral gemunt op jonge perenbladvlolarven. De oorworm Forficula auricularia, een alleseter, ruimt vooral eieren van vlinders, perenbladvlo, …op tijdens zijn nachtelijke speurtocht naar voedsel.
Het probleem is deze nuttigen in de boomgaard te krijgen en te houden.
De oorworm die perceelsvast, zelfs boomvast, is weinig mobiel (?) . Heeft te veel problemen met het opvouwen van zijn vleugels na een vlucht. Eens de oorworm zich gevestigd heeft is zijn aanwezigheid blijvend als geen verkeerde (menselijke) tussenkomsten gebeuren. Vermits de oorworm in de grond overwinterd is wateroverlast in die periode zeer waarschijnlijk nefast voor de populatie opbouw van de oorwormen. Oorwormen, als nachtwerkers niet direct zichtbaar, doen voor het onderdrukken van de perenbladvlo waarschijnlijk meer dan we vermoeden. Roofwantsen zijn volwassen zeer mobiel. Bij gebrek of afwezigheid van hun prooien, hun hoofdmaaltijd is de perenbladvlo, gaan ze vliegend op zoek naar vervangend voedsel. Dit kan hen aangeboden worden door bijv. op de perceelsranden geschikte nectar- en stuifmeelleveranciers in een losse vrijgroeiende haagvorm aan te planten. Bij de larven van roofwantsen kan door voedselgebrek kanibalisme ontstaan.
De nuttigen lokken
Hiervoor zijn verschillende inheemse bloeiende struiken geschikt, o.m. boswilg, zwarte els, vuilboom, rode en gele kornoelje, zwarte vlier, liguster, haagbeuk, judasboom, Gelderse roos en andere Viburnum-soorten, klimop, rode beuk, … Belangrijk is geen bloeiende struiken te voorzien die gelijktijdig met de peren bloeien. Dit om bijenconcurrentie voor bloembezoek uit te schakelen. Bij de keus van de verschillende soorten worden ze zo gekozen dat de bloeiperiode mekaar opvolgd zodanig dat het jaarrond bloei aanwezig is. Liefst geen waardplanten voorzien van ziekten en plagen die ook fruitbomen aantasten.
De roofwantsen overwinteren op beschutte plaatsen meestal buiten de boomgaard. Door geschikte overwinteringsplaatsen in de nabijheid van de perenpercelen te voorzien zullen de roofwantsen vlugger in de boomgaard komen. Geschikt zijn: ruigten en blad- of halfbladhoudende gewassen als haagbeuk, klimop, liguster, …
De oorwormen overwinteren en leggen eieren in de grond. Bij wateroverlast in de winter gaan veel oorwormen dood. Natte gronden worden voor de eileg niet tot zelden uitgekozen. In natte gronden zorgen voor een snelle waterafvoer is een must. Waar meikeverlarven te vinden zijn treft men ook jonge oorwormen aan.
Onderbegroeiing
Om de eileg te stimuleren hebben de roofwantsen nood aan eiwitrijk voedsel. Stuifmeel is daarvoor geschikt. Vooral in het voorjaar, als er nog weinig perenbladvlooien in de boomgaard zijn, zijn vroegbloeiende gewassen zoals boswilg, gele kornoelje, e.a. geschikt eiwitbronnen. Zodra de populatie perenbladvlooien, einde mei, toeneemt bestaat er kans dat talrijke roofwantsen migreren naar de peren.
In de zomermaanden kan met onderbegroeiing van bloeiende kruiden de leefomgeving voor roofwantsen aanzienlijk verbeteren. Komen hiervoor in aanmerking: valse kamille, korenbloem, gele ganzebloem, Phacelia, boekweit, kruisbloemigen (bladrammenas, gele mosterd) en ook schermbloemigen (wilde wortel, karwij). Al oogt de begroeiing minder fraai ze produceren overvloedig stuifmeel en nectar.
Aanleg en onderhoud
Hoe breder de haag mag uitgroeien, hoe beter het biotoop geschikt is voor de roofwantsen e.a. nuttigen: vogels, wezel,…. Vooral de aanwezigheid van jaarlijkse bloei is belangrijk. Het is nodig er voor te zorgen dat na een snoeibeurt voldoende overjaars hout overblijft. De meeste gewassen bloeien op meerjarig hout. Daarom de snoei beperken tot ca 50% haagvolume of na x aantal jaren telkens éénzijdig te herhalen. Het is beter assortiment planten te beperken tot 15 à 20 soorten en ze met 3 tot 5 stuks te groeperen dan een te grote variatie en per stuk afgewisseld aan te planten. De onderlinge plantafstand beter niet te eng nemen om de planten toe te laten min of meer hun natuurlijke groeivorm aan te nemen en te behouden.
Nuttigen sparen
Met weinig inspanningen zijn de natuurlijke vijanden algemeen gemakkelijk in de boomgaard te krijgen. Eens voedsel aanwezig komen ze erop af door invlieging. Doch alle inspanningen zijn zinloos als niet het nodige wordt gedaan om ingrepen met negatieve effecten, hoe klein ze ook mogen zijn, op de nuttigen te mijden. Zelfs middelen die gekend zijn als weinig schadelijk kunnen na cumulatief gebruik tot zeer schadelijk zijn. Vernietiging of terugdringing van roofwantsen en ook oorwormen leidt tot heropflakkering van de perenbladvlo waarop vorming van honingdauw volgt.
R. Lamont
MVG – Kwaliteit Landbouwproductie