Het seizoen 2002, waarvan we nu net de pluk achter de rug hebben, zal bij de meeste van ons vooral in onze herinnering voortleven als een jaar met zeer dikke, in veel gevallen te dikke Jonagold. Dit is te wijten aan verschillende oorzaken, waaronder een slecht behang (omwille van o.a. een zwakkere bloembot, de vroege voorjaarshagel en de slechte bestuiving) en een voldoende vochtig dus groeizaam seizoen, oorzaken die we eigenlijk niet zelf in de hand hebben gehad.
Hoewel het geplukte tonnage van de Jonagold-achtigen door die dikke maat in veel gevallen nog meeviel, zal de te verwachten middenprijs per kilo dit waarschijnlijk veel minder doen en zal de Jonagold ondanks de goede inwendige kwaliteit en de goede blosvorming het dit jaar weer voor een groot deel laten afweten. Dit ondanks alle goede zorgen die we als telers aan ons product hebben besteed.
In een groeizaam jaar, zoals het afgelopen seizoen, doen de diploïde rassen het dan weer uitstekend. Klassieke kleinvruchtige rassen zoals Golden en Elstar en diploïde nieuwkomers zoals Gala, Braeburn en Pinova hebben minder last gehad van een wisselvallige zetting en bereikten mits de nodige teeltzorgen een zeer goede vruchtmaat. Vandaag worden deze variëteiten op de veilingen tegen behoorlijke middenprijzen verkocht en zorgen zo voor een welgekomen aanvulling op het inkomen van de fruitteler.
Mits de nodige teeltzorgen : laat ons dit vooraf duidelijk stellen : telers die geen 80 à 100 uur per ha willen snoeien en even lang corrigerend handdunnen, planten beter geen kleinvruchtige rassen.
Maar bij de diploïden heb je tenminste de maat in eigen hand en beurtjaren zijn praktisch onbestaand, toch niet als je op een verantwoorde wijze gedund hebt. Daardoor kan ook op een bedrijf waar enkel appels geproduceerd worden, toch een goed en vooral stabieler bedrijfsresultaat neergezet worden. Stelregel moet hierbij altijd zijn dat je slechts zoveel diploïde rassen mag planten als je gedund kan krijgen.
Na zich gedurende vele jaren vooral geconcentreerd te hebben op de langere Jonagold snoei, hebben vele telers de kortere snoeimethodes die noodzakelijk zijn bij het snoeien van kleinvruchtige rassen niet meer echt in hun vingers, terwijl dergelijke snoei toch essentieel is om hier een goede maatsortering te behalen. In deze uiteenzetting worden 2 rassen uitgebreid behandeld, namelijk Golden Reinders en Elstar. Eveneens wordt er kort stilgestaan bij de snoei van Gala en Pinova.
Doel van snoeien
Snoeien is noodzakelijk om :
- de boom de gewenste vorm te geven : hoogte, breedte en volume van de boom worden geregeld door de snoei;
- de groei en de vruchtbaarheid te regelen : beiden zijn tegengesteld aan elkaar;
- de vruchtbaarheid te verminderen (dit geldt zeker voor de diploïde appelrassen) want overdreven vruchtbaarheid leidt vaak tot slechte kwaliteit;
- de kwaliteit van de vruchten te verbeteren : zowel de kleur als de diktemaat;
- de belichting in de boom maximaal te verzekeren, dit is ook heel belangrijk voor de bloembotvorming;
- evenwicht te verkrijgen of te behouden in de boom : evenwicht tussen de gesteltakken onderling en evenwicht tussen de harttak en de zijtakken;
- zieke twijgen of twijggedeelten weg te nemen, bijvoorbeeld kanker.
Door te snoeien willen wij de boom zo sturen dat hij ons gedurende zoveel mogelijk jaren voldoende en goed fruit gaat geven. Snoei heeft dus invloed op de kwantiteit, maar ook op de kwaliteit.
Golden Reinders
Kenmerkende eigenschappen van dit ras
Vooreerst enkele algemene kenmerken :
- een vroege en hoge produktiviteit;
- duurzaamheid van de vruchten, dit wil zeggen Golden is een harde appel met een lang uitstalleven;
- Golden is minder gevoelig voor lentenachtvorst en slechte bloeiomstandigheden dan Jonagold, en zorgt dus voor een constantere productie;
- vermits het dus een kleinvruchtig ras is, is het noodzakelijk chemisch en manueel te dunnen;
- een ander belangrijk voordeel is dat Golden in eenmaal geplukt kan worden, dit moet wel uiterst voorzichtig gebeuren;
- dankzij de kloon Golden Reinders is het ook in ons klimaat mogelijk gladde vruchten met blos te kweken.
Verder nog enkele kenmerken die op het gebied van de snoei gevolgen hebben :
- Golden kent een middelmatige groeikracht;
- het is een kopgroeier, dus de groei concentreert zich voornamelijk in het bovenste deel van de boom; daarom ook is het belangrijk een vitaal gestel te behouden;
- Golden vormt zijn bloemknoppen eerst op de middelmatig sterke éénjarige twijgen, verder op het tweejarige en op het oudere vruchthout en ook op de eindknop van de brindillen. De ervaring heeft geleerd dat men de beste kwaliteit en maatsortering bekomt uit de bloembotten van het tweejarige hout en uit de eindknop van het kortlot, maar deze mogen niet aan de onderzijde zitten van de draagtakken.
Keuze van het plantmateriaal en van de plantafstand
De voorkeur wordt gegeven aan een goed vertakte knipboom. Bij dit type van bomen staan de veren meer horizontaal ingeplant, een boom met ongeveer 7 veren voldoet prima.
Voordelen van dit boomtype :
- een vlakke stand van de twijgen remt de groei en bevordert de vruchtbaarheid;
- weinig of geen uitbuigwerk;
- het toegemeten boomvolume wordt vlug bereikt;
- men haalt reeds in de jonge jaren hoge producties per boom.
Wat de keuze van de onderstam betreft is M9 het meest geschikt, dit omwille van de grotere vruchtmaat die hiermee verkregen wordt.
Als plantafstand kiezen we voor 3 m bij 1m35 in de enkele rij (dit geeft 2220 bomen per ha) of in het drierijensysteem voor opnieuw 3 m rijpad met 2 meter op de rij en tweemaal 1 m tussenbreedte (dit resulteert in 2700 bomen per ha). De hoogte van onze bomen proberen we te beperken tot 2m50.
De vormsnoei of de opkweek van de Golden boom
In het plantjaar snoeien we de harttak in op 30 à 35 cm boven de bovenste aaneensluitende veer. We doen dit enerzijds om de onderste veren die het blijvende gestel gaan vormen te versterken en anderzijds om minder verkaling op de harttak te krijgen. Een nadelig gevolg van dit inknippen is wel de vorming van concurrenttwijgen juist onder de inkniphoogte; deze dienen weggeplozen te worden in de zomer of weggeknipt te worden in de winter.
Van de onderste veren wordt één derde van de lengte weggeknipt om verkaling op de frametakken te vermijden en om de takken in de toekomst niet verloren te laten gaan door vruchten op het uiteinde te laten hangen, waardoor de tak naar onder buigt en op termijn verloren gaat.
Een te sterke veer wordt eveneens verwijderd of indien ze noodzakelijk is voor de opbouw van het frame behouden en in de zomer uitgebogen (In het 2e groeijaar wordt de harttak niet meer ingesnoeid. Bedoeling is dat er hogerop in de boom licht hout vertrekt vanuit de harttak dat zoveel mogelijk horizontaal is ingeplant. Op deze wijze kan men een lichte kop behouden. Eventuele concurrenttwijgen worden verwijderd van op de harttak. Bij een evenwichtige groei zal het nauwelijks nodig zijn te snoeien.
Bij het begin van het derde groeijaar wordt de harttak niet ingesnoeid indien de bomen hun hoogte nog niet hebben bereikt; eventuele concurrenten in de kop worden verwijderd, bij een vergaffeling kiest men voor de zwakste verlengenis.
Indien ze hun hoogte wel reeds hebben bereikt en de éénjarige verlengenis te sterke groei vertoont of eventueel niet afgesloten is met een gemengde knop, kan men hier de rozetknip toepassen (zie tekening rozetknip). Men snoeit hierbij de éénjarige verlengenis in zijn geheel weg, vlak boven de overgang van het éénjarige naar het tweejarige hout. Daar zitten een aantal slapende knoppen, waaruit een aantal zwakke scheutjes zullen ontstaan die meestal afsluiten met een bloemknop. Het terugnemen van de kop op een tweejarige tak is hier immers nog geen alternatief, vermits er nog geen tweejarigen op deze hoogte voorkomen.
Wanneer men verder zorgt dat men boven in de boom takken welke dreigen te zwaar te worden tijdig opruimt komt men tot een evenwichtige boomvorm met een regelmatige productie en zonder grote problemen op latere leeftijd.
De onderhoudssnoei bij Golden
Vanaf het vierde jaar spreken we van de onderhoudssnoei. Ik heb tot hiertoe bewust nog niet de term korte snoei gebruikt, want ik spreek liever over een lange snoei met korte zijbekleding. Wat houdt deze in ?
- Alvorens men aan het vruchthout gaat knippen, gaan we eerst kijken of er eventueel te zwaar ontwikkelde takken volledig weg moeten. Daarbij letten we vooral op het bovenste gedeelte van de boom.
- We hebben nu de gewenste hoogte volgens het plantsysteem bereikt en gaan de kop omzetten. Terugnemen in de kop mag nooit gebeuren op een sterke éénjarige scheut. Bij Golden moet dit bij voorkeur tweejarig of tenminste licht éénjarig gekroond zijn. Snoei de kop ook niet terug op een te vlak staande of naar beneden gerichte twee- of driejarige vruchttak. De tak, waarop de kop wordt teruggezet, moet duidelijk omhoog gericht staan en zodoende het hoogste punt van de boom vormen. De tak, waarop teruggesnoeid wordt, blijft ongemoeid.
- Alle zware éénjarige scheuten en scheuten welke door te lange doorgroei niet normaal zijn afgesloten, nemen we glad weg, vooral boven in de boom. Onder in de boom mag wel iets op stomp gesneden worden om terug ontwikkeling te krijgen.
- -De overige zijtakken worden in de mate van het mogelijke lang gelaten, dus niet gedwarst of ingesnoeid. Indien ze zo lang worden dat de verlengenis niet meer vitaal is, mogen ze teruggenomen worden, liefst op een tweejarige die in het verlengde van de tak staat en die verder ongemoeid gelaten wordt, zoals ook gebeurt in de kop. Terugsnoeien op een éénjarig kortlot is in geval van niet te sterke groeikracht ook mogelijk. Het maken van bruuske hoeken in de takken moet absoluut vermeden worden, dit wekt enkel groei op. Alleen de onderste gesteltakken vormen hierop een uitzondering. Wanneer deze te laag komen, mogen ze teruggeknipt worden op een éénjarig kortlot dat naar boven gericht is, precies om dit onderste gestel vitaal te houden en zo de kop te remmen.
- De zijtakken worden dus lang gelaten, het zijhout op die takken wordt echter kort geknipt, d.w.z. de onderkant wordt volledig opgeschoond, op de bovenzijde blijven gekroonde brindillen behouden en het tweejarige vruchthout wordt doorgeknipt omdat men anders teveel bloembot overhoudt, hetgeen een te lange en uitputtende bloei veroorzaakt met alle nadelige gevolgen van dien.
- Op deze manier krijgt men een open en kalme boom met alleen gekroonde kortloten en tweejarig hout met bloembot, die gedurende 15 jaar een hoge kwantiteit Golden van goede kwaliteit kan produceren.
Elstar
Kenmerkende eigenschappen
- Kleinvruchtig, dus een hoge productiviteit, maar moet gedund worden.
- Elstar is een goede bestuiver voor Jonagold, in die hoedanigheid komt de boom in vele bedrijven voor. Jonagold is echter als triploïd ras geen goede bestuiver voor Elstar, daardoor komt Elstar vaak in een beurtjaar terecht met overdadige groei tot gevolg. Elstar wordt wel goed bestoven door b.v. Golden.
- Het is een groeikrachtig ras, zeker op verse gronden. De bomen vertonen een typisch bossige groei met veel vergaffelingen. Het is zoals Golden een kopgroeier.
Keuze van het plantmateriaal en van de plantafstand
Wat de keuze van het plantmateriaal betreft, gaan we ook hier weer uit van een goed geveerde knipboom op onderstam M9; M27 valt te overwegen op verse gronden. We planten deze bomen in een enkele rij 3 m op 1m50 indien M9 gebruikt wordt, 3 m op 1m20 indien M27 gebruikt wordt.
Vormsnoei bij Elstar
In het plantjaar wordt er niet gesnoeid aan de boom, wel wordt omstreeks einde mei het groeipunt van de harttak geplozen om verkaling hiervan te voorkomen. Het insnoeien van de harttak bij Elstar is nefast voor de vruchtbaarheid.
Ook in het tweede groeijaar wordt er niet gesnoeid; indien er toch te sterke veren voorkomen zonder vruchtdracht worden deze in de zomer uitgebogen.
In het derde groeijaar worden de concurrenten aan de harttak weggenomen en een te sterke tak wordt verwijderd van op de harttak. De koptak wordt in de loop van het groeiseizoen zo hoog mogelijk aangebonden (ongeveer op 2 m hoogte).
In het vierde groeijaar valt deze koptak om onder invloed van de vruchtdracht. De buiging die aldus ontstaat proberen we te behouden om zo de boom kalm te houden. We zetten de koptak wel nog om op een opwaartse tweejarige, maar deze mag pas beginnen na de bocht. Deze tweejarige valt dan telkens het volgende jaar opnieuw om door de vruchtdracht. Het vormen van een paraplu wordt echter door dit telkens omzetten op een tweejarige vermeden.
Verder worden in het derde groeijaar de te zware takken verwijderd van op de harttak. Gesteltakken die op de grond komen, snoeien we terug op een tweejarige die in de verlengenis van de tak staat.
De onderhoudssnoei
De onderhoudssnoei bij Elstar kan samengevat worden in 3 punten :
- opschonen van de takken, geleidelijk aan te lage gesteltakken onderaan wegnemen;
- uitdunnen van takken op de harttak om zo te zorgen voor voldoende belichting;
- bestaande takken lang laten, maar bekleding inkorten, zoals reeds eerder aangehaald bij de Golden snoei.
Het verschil in onderhoudssnoei tussen Golden en Elstar is dus tweeledig : bij Elstar werken we met een gebogen koptak + de gesteltakken worden nog langer gehouden.
Pinova
Kenmerkende eigenschappen
Enkele in het oog springende kenmerken van Pinova zijn :
- een middelmatige groeikracht, gecombineerd met een sterk opwaartse groeiwijze;
- het optreden van nabloei en hergroei en in het algemeen een laat afsluitende groei, wat als voordeel met zich meebrengt dat de vruchten ook geen stilstand van hun diktegroei kennen en dus eigenlijk dikker uitgroeien dan b.v. een Golden;
- Pinova vormt bloembot op één- en meerjarig hout en kent een lange bloeiperiode, waardoor de boom weinig vorstgevoelig is; er zijn altijd nog wel bloesems die niet bevroren zijn.
Snoei
Ook met Pinova starten we met een knipboom, waarvan we de harttak in het eerste groeijaar toch zouden inknippen om het onderste gestel te verzwaren. Ook de veren worden licht ingeknipt om verkaling te vermijden en de tak niet te verzwakken door terminale vruchtdracht. In de latere groei-jaren wordt de harttak niet meer ingeknipt.
De onderhoudssnoei komt neer op het wegnemen van te zwaar hout en te scherp opwaarts gerichte takken tot op de harttak. De voor Pinova typische opwaartse scheuten die vaak ook vergaffelingen zijn, verenkelen we tot op de zwakste, deze staat meestal ook horizontaal. De kop behandelen we zoals bij Golden.
Gala
Kenmerkende eigenschappen
Dit ras wordt gekenmerkt door een zwakke tot matige groeikracht. De boom vormt gemakkelijk kortloten, tot waarop je zonder veel gevaar voor sterke groeireacties kunt terugkomen. Ook wordt er in een ouder stadium gemakkelijk druiphout gevormd. Gala is zoals bekend ook zeer kankergevoelig, daardoor kan je in de jeugdjaren met veel uitval worden geconfronteerd. Omwille van de moeilijke maat plant je best de mutant die de dikste vruchten geeft hier in ons klimaat, dit is Gala Must.
Snoei
Wij hebben gekozen voor een plantafstand van 3 m bij 1 m om ons volume zeker dicht te krijgen. We zijn weerom gestart met een knipboom, waarvan we de harttak niet hebben ingesnoeid; we hebben immers geen al te sterk gestel nodig in onze enge plantafstand. Wel zijn de veren lichtjes ingeknipt. In de zomer hebben we de harttak geplozen. In het tweede groeijaar wordt er niet gesnoeid, maar kan er wel opnieuw geplozen worden. Vanaf het derde groeijaar snoeien we de gesteltakken op een kortlot naar boven toe, de kop wordt behandeld zoals bij de Golden en op het vruchthout van de draagtakken passen we eveneens een korte vruchthoutsnoei toe.
Samenvatting
Algemeen kunnen we stellen dat bij het telen van een diploïde appelvariëteit in vergelijking met het telen van Jonagold verschillende teeltmaatregelen zoals snoeien, maar ook o.a. dunnen op een meer zorgvuldige manier dienen te gebeuren en dus meer tijd zullen vragen. Daartegenover staat dan wel een grotere oogstzekerheid, die een dergelijke teelt misschien toch wel de moeite waard maakt.
Ludo LOUSBERGH,
Studiekring Guvelingen